Architectuur

De architectuur van het kasteel
Een vierkante waterburcht uit de 13de eeuw

Noord-Brabantse kasteeldeskundigen zijn enthousiast.

Vorselaar behoorde destijds tot het hertogdom Brabant, het huidige Vlaams en Waals Brabant, de provincie Antwerpen en het Nederlandse Noord-Brabant. “Gluren bij de buren” was toen al een sport, of hoe het Vorselaars kasteel een “modelwoning” was.

Bron: Bas Aarts, Rob Gruben, Hans Janssen, Memo veldbezoek kasteel Vorselaar d.d. 11 maart 2017

Kasteel Vorselaar is een vierkante waterburcht uit, naar men stelt, het laatste kwart van de dertiende eeuw. Naar verluidt zou de bouw omstreeks 1275 zijn begonnen. Als dat juist is, dan zou Vorselaar een van de vroegste voorbeelden van vierkante kasteelbouw in de Lage Landen (het huidige Nederland en België) zijn. De vroegste voorbeelden in Nederland dateren uit de periode vanaf ca. 1275. De belangrijkste voorbeelden behoren tot het kastelenbouwprogramma (vanaf 1287) van de Hollandse graaf Floris V ter onderwerping van de Westfriezen.

Het kastelenbouwprogramma van Floris V is in middeleeuws West-Europa alleen goed vergelijkbaar met de kastelen die door de Engelse koning Edward I vanaf 1272 tot ca 1290 werden gebouwd in Wales ter onderwerping van de Welsh princes. Er is niet direct beïnvloeding in de architectuur van de kastelen zelf waarneembaar, alleen indirect in zoverre beide vorsten het vierkante, “Romeinse” kasteelconcept als uitgangspunt namen. De beïnvloeding moet veel eerder ideëel worden gezien. Een koning c.q. vorst kon niet worden aangetast in zijn absoluut van God gekregen gezag en een reeks kastelen en residenties van die vorst waren daarvan de instrumenten en symbolen. Het is een in de praktijk uitgewerkte ideologie die op deze schaal, zeker op het relatief wat lagere sociale niveau van graven en hertogen, in West-Europa zeer zeldzaam is. Het geeft aan dat Floris zichzelf van koninklijk niveau achtte, wat gezien zijn vader, de Rooms Koning, en zijn eigen aanspraken op het Schotse koningschap niet zo vreemd is.

Het is zeer waarschijnlijk dat zowel Edward als Floris hun concrete architectonische voorbeelden ontleenden aan de kastelen die de Franse koning Philippe II August (1180-1223) al in de vroege dertiende eeuw in Frankrijk liet verrijzen. Er zou dan sprake zijn van een invloedstroom die vanuit Frankrijk noordwaarts liep, vooral via familiebanden.

Het aantreffen van het vierkante kasteeltype rond 1275 in Vorselaar is vooral van belang, omdat Vorselaar geen vorstelijk kasteel is en ook geen onderdeel van een grote koninklijke operatie om een gebied te onderwerpen. Bij dergelijke operaties speelden ook grote magnaten wel een rol. Voorbeelden bij de operatie in Wales zijn Gilbert de Clare met de bouw van het vierkante kasteel in Caerphilly (1268-1271 en Henry de Lacy met de bouw van de bestuurlijke residentie in Denbigh (vanaf 1282). Vorselaer in de Nederlanden is echter een voorbeeld van een adellijk kasteel met vooral een woon- en residentiefunctie. Het is in de Nederlanden één van de oudste voorbeelden van dit subtype. Ze kenmerken zich vooral door het voorkomen van luxe-appartementen en een weldoordachte organisatie van de binnenruimten. Niettemin zijn deze kastelen ook goed verdedigbaar. Het is opmerkelijk dat de enige vroege voorbeelden van dit kasteeltype, dat we kennen uit de Noordelijke Nederlanden, namelijk de kastelen Helmond en Ammersoyen gebouwd zijn door leden van de hoge adel, die nauwe betrekkingen en/of familiebanden hadden met de heren van Vorselaer.

Ammersoyen is gebouwd vanaf waarschijnlijk ca 1318 door de heren van Herlaer, tevens heren van Ameide, die in 1315 het stambezit Herlaer (Sint Michielsgestel) hadden verkocht. Gerard II, heer van Vorselaar van 1303 (toen zijn vader Gerard I sneuvelde) tot zijn dood in 1355, was in eerste echt gehuwd met Marina van Herlaer. In 1324 maakten de echtelieden  Gerard van Vorselaer en Marina van Herlaer aanspraak op (een deel?) van de erfenis bij de verkoop van Oud- en Nieuw-Herlaer. Afhankelijk van de leeftijd van Gerard II in 1303 zou zijn eerste huwelijk ergens tussen 1310 en 1320 kunnen zijn gesloten. Toen het kasteel Ammersoyen werd gebouwd vanaf ca 1318, bestonden er dus nauwe familiebanden tussen Vorselaer en en de familie Van Herlaer. Ook de heren van Berlaer, oorspronkelijk afkomstig uit de omgeving van Lier, kregen rond 1319 een nieuw domicilie in Helmond, waar ze een nieuw kasteel bouwden. Uit diverse oorkonden blijkt dat ze nauwe betrekkingen onderhielden met de heren van Herlaer. Het is een aantrekkelijke gedachte om aan te nemen dat de Van Herlaers en Van Berlaers via hun sociale netwerk kennis hebben genomen van de configuratie van kasteel Vorselaar, op dat moment typologisch als zeer modern kon worden beschouwd. Met andere woorden: Vorselaar zou een impuls hebben kunnen afgeven voor enkele vroeg veertiende-eeuwse vierkante waterburchten in Nederland. Vooropgesteld natuurlijk dat we over een goede datering van Vorselaar beschikken.

Typologisch wijkt Vorselaar overigens af van de naar we aannemen contemporaine kastelen van Floris V en Edward I. Met name de Hollandse kastelen dienden in eerste instantie als uitvalsbasis voor gebiedscontrole van de opstandige West-Friezen. Bij de vroegste kastelen van Floris overheerste dan ook een vrij leeg binnenplein, dat plaats kon bieden aan de huisvesting van manschappen. Het kasteel vormde dus in eerste instantie een uitvalsbasis en niet de woning van een heer. Bouwhistorisch kon van een groot aantal vierkante kastelen uit het laatste kwart van de dertiende eeuw in Nederland worden aangetoond dat de zaalbouw pas in een tweede fase tot stand was gekomen. De Edwardian castles bezitten wel allemaal al vanaf de eerste opzet een zaalbouw. Ook hier is meestal als eerste bouwfase de buitenmuur gesloten.

De her- en verbouw van het kasteel na 1645 lijkt het grondplan niet veranderd te hebben. Vorselaar lijkt dan ook al van aanvang af een zaalbouw te hebben gehad tegen de achterzijde. Een zaalbouw ook die schijnbaar de volledige breedte besloeg. Ook daarmee is een afwijking van de Nederlandse situatie in beeld gebracht, want daar hebben de dertiende-eeuwse vierkante burchten vrijwel zonder uitzondering een zaalbouw die slechts een deel van de achtermuur beslaat. Ook bij Caerphilly is dit zo. De zaalbouw is inwendig bijna altijd ingedeeld in de verhouding 1:2, respectievelijk de kemenade (een samentrekking van camera caminata, kamer met stookplaats, in romantische zin het vrouwenvertrek) en de ridderzaal. Of dit ook bij Vorselaar het geval is kon tijdens het veldbezoek niet duidelijk worden, omdat alleen een uitwendige inspectie mogelijk was. De kasteelplattegrond uit 1645 suggereert een indeling die een dergelijke opzet toch dicht benadert.

Zeer opvallend bij Vorselaar is dat de zaalbouw ten opzichte van de aansluitende weermuren en voorste torens breder uitsteekt de gracht in. Voor zover ik weet is Vorselaar daarmee uniek onder de vierkante kastelen. Een mogelijke verklaring hiervoor kan gevonden worden in de aanwezigheid van twee arkeltorentjes op de voorste hoeken van de zaalbouw. Die arkeltorentjes zouden alleen goed tot hun recht kunnen komen, als de zaal aan de voorzijde zijwaarts uitspringend was. Dat is te Vorselaar dan ook het geval. De aansluitende weermuren springen iets terug ten opzichte van de zaalbouw.

Een ander opvallend kenmerk wordt gevormd door de forse steunberen die tegen de beide weermuren van de hoofdburcht zijn gemetseld en die de basis vormden voor een uitgebouwd middentorentje. In theorie ondersteunde dit de mogelijkheid tot flankerend vuur en onderbraken zij de weergang als die door de bezettende macht deels zou zijn ingenomen. De zijmuren werden al vóór het midden van de achttiende eeuw sterk verlaagd, maar bouwsporen tonen tot op de dag van vandaag aan dat zelfs op weergangsniveau de muurdikte nog circa 1,50 tot 1,70 meter bedroeg. De toegang tot de verdwenen weergang door middel van een klein deurtje in de beide voorste torens is thans nog aanwezig. Die beide voorste torens lijken sowieso nog vele oorspronkelijke bouwsporen te bevatten en lenen zich uitstekend voor een nader bouwhistorisch onderzoek.

Verder moet worden gewezen op de architectuur van de zaalbouw. Die lijkt namelijk al van oorsprong af te zijn geleed met zich verjongende steunberen, die boven de hoofdverdieping met een segmentboog met elkaar verbonden zijn. Een dergelijke architectuur doet erg archaïsch aan en verwijst wellicht naar romaanse zaalbouwen met door lisenen omgeven spaarnissen, die we vooral van twaalfde-eeuwse voorbeelden uit Frankrijk en het graafschap Vlaanderen kennen. Nader onderzoek aan het buitenmuurwerk hier moet duidelijk kunnen maken in hoeverre het herstelwerk van na 1645 hier de originele vormen bewaard heeft.

Volgens de vroegst bekende afbeeldingen van het kasteel bezat de hoofdburcht een uitspringende veelhoekige poorttoren. Indien de op de plattegrond (1645) weergegeven vorm correct is, bezat het kasteel daarmee iets unieks. Een verklaring voor deze opmerkelijke vorm vereist ook nog een nadere studie.

Het lijkt er bij Vorselaar dus op dat de zaalbouw primair was (indruk en status opwekkend door de toegepaste architectuur) en dat het kasteel mogelijk vooral een woonfunctie had. De defensieve aspecten lijken namelijk wat minder prominent aanwezig. Zo hebben de vier ronde hoektorens slechts een tamelijk beperkte diameter, hetgeen een niet al te zware muurdikte suggereert. Ook springen zij niet bijzonder ver uit ten opzichte van het vierkante grondplan, waardoor de mogelijkheid tot het geven van flankerend vuur niet optimaal is benut. De aanwezige schietgaten voor pijl en boog zijn tamelijk laag, voor zover het hier originele schietspleten betreft. Het beschikbare iconografisch materiaal suggereert een andere vorm. Nader onderzoek van binnen zou er meer licht op kunnen werpen.

Een vraag is de middeleeuwse positie van de voorburcht. Hier zou nader fysisch–geografisch onderzoek voor nodig zijn, b.v. door middel van grondradar.

Hoewel het kasteel is gelegen langs een oude handelsweg van Antwerpen naar Keulen, wekt het eerder de indruk van een ontginnings- of jachtslot te zijn. De ligging ver van het dorp en te midden van voorheen woest gebied duidt hier op. Hier zal nog nader historisch en fysisch-geografisch onderzoek moeten plaatsvinden

In de directe nabijheid van het kasteel bevinden zich twee zogenaamde “wouwers”: vennen die zijn ontstaan door de winning van ijzeroersteen. Naar verluidt zijn dergelijke stenen ook gebruikt voor de bouw van de fundering van het kasteel, doch om hierover duidelijkheid te krijgen zou nader bouwhistorisch onderzoek moeten plaatsvinden. Datzelfde geldt voor het inwendige van de burcht. Mogelijk zijn er ondanks de verschillende verbouwingen nog oude balklagen aanwezig, die ten behoeve van jaarringenonderzoek dendrochronologisch bemonsterd zouden kunnen worden. Daarmee zou meer zekerheid kunnen worden verkregen over het exacte bouwjaar van het kasteel.

Samenvattend is het alleszins aanbevelenswaard het kasteel aan een nadere bouwhistorische analyse te onderwerpen. Niet alleen kunnen hierdoor de bestaande bouwsporen in beeld worden gebracht en gedocumenteerd, ook kan er meer duidelijkheid worden verkregen over de oorspronkelijke configuratie van dit kasteel. Wanneer bovendien ook meer zekerheid over de datering kan worden verkregen, zou kunnen worden bewezen dat Vorselaar een soort van spilfunctie heeft vervuld bij de verspreiding van het vierkante kasteeltype in noordelijke richting. Om dat laatste te onderbouwen zouden ook de familierelaties van de bouwheren in de late dertiende en vroege veertiende eeuw nader moeten worden onderzocht. Verder zou het zeer de moeite lonen het kasteel zorgvuldig op te meten (voor zover dat al niet eerder is gebeurd). Hoekverdraaiingen tussen bouwdelen, muurdiktes, verspringingen en dergelijke geven vaak goede aanwijzingen over de bouwgeschiedenis. Ten slotte moet ook niet worden vergeten dat de verbouwing door eigenaar F. Van de Werve in de jaren 1862-1885 een kenmerkend stuk werk heeft geleverd in een opvallende neogotische stijl met Tudor-elementen. Weliswaar zijn daarbij grote delen van het oorspronkelijke kasteel verdwenen, gelijktijdig is daardoor architectuurhistorisch ook veel nieuwe waarde gecreëerd. Ook dit aspect van het kasteel zou in de bouwhistorische analyse moeten worden betrokken.

Al met al geeft kasteel Vorselaar zo op het eerste gezicht meer dan voldoende aanknopingspunten voor een nader onderzoek, dat resultaten zou kunnen opleveren die zich uitstekend zouden kunnen lenen voor de vervaardiging van een populairwetenschappelijk boekje voor het grote publiek.